Een regelmatige cyclus:
1. Eten plannen. Wat wanneer hoeveel. Altijd net te weinig.
2. Iets fouts eten, iets méér. Nu is het te laat.
3. Autopiloot. (Ik ben er even niet.)
4. Lege wikkels en knisterende XL-zakken diep onderin de
prullenbak duwen.
5. Maatregelen nemen.
6. Herhalen.
(De kracht van kwetsbaarheid begrijpen)
(De mijne ontkennen)
Het gevoel na het kotsen: leeg.
Mensen bewonderen mij om het feit dat mijn leven zo goed gaat, dat ik zo stabiel ben. Als iemand me vraagt hoe het gaat, hoe het echt gaat, zeg ik geregeld: héél goed, voeg dan wat argumenten bij. En ik geloof het zelf ook.
Een regelmatige cyclus:
1. Eten plannen. Wat wanneer
hoeveel. Altijd net te weinig.
2. Iets fouts eten, iets méér.
Nu is het te laat.
3. Autopiloot. (Ik ben er even niet.)
4. Lege wikkels en knisterende
XL-zakken diep onderin de
prullenbak duwen.
5. Maatregelen nemen.
6. Herhalen.
(De kracht van kwetsbaarheid begrijpen)
(De mijne ontkennen)
Het gevoel na het kotsen: leeg.
Mensen bewonderen mij om het feit dat mijn leven zo goed gaat, dat ik zo stabiel ben. Als iemand me vraagt hoe het gaat, hoe het echt gaat, zeg ik geregeld: héél goed, voeg dan wat argumenten bij. En ik geloof het zelf ook.